Bijen

Honingbijen en wilde bijen
Tijdens de jaarvergadering van 5 maart 2022 is de plaatsing van bijenkasten op ons complex ter sprake gekomen. Daarbij werd ook aandacht gevraagd voor de effecten van honingbijen op de biodiversiteit, met name is gewezen op de negatieve effecten van de honingbij voor andere bloembezoekende insectensoorten. Gebaseerd op beschikbare informatie en het advies van EIS Kenniscentrum Insecten (zie hieronder) zou ik willen pleiten voor het niet verder uitbreiden van het aantal honingbijenkasten op ons complex en waar mogelijk zelfs voor vermindering daarvan.
Inleiding
Alle wilde bloembezoekende insecten zoals wilde bijen, zweefvliegen en andere insectensoorten verzamelen stuifmeel en nectar als voeding voor zichzelf en voor hun nageslacht. Ook de gedomesticeerde honingbij is hierop aangewezen. Stuifmeel en nectar zijn niet onbeperkt voorradig. Bloemen hebben tijd nodig om deze producten aan te maken en bloembezoekende insecten hebben tijd nodig om deze in voldoende mate te verzamelen. Een tekort leidt tot minder nageslacht en dit kan uiteindelijk leiden tot het verdwijnen van soorten en dus verlies aan biodiversiteit.
De beperkte beschikbaarheid van stuifmeel (“op is op”) en nectar (kan in beperkte mate door bloemen worden aangevuld) veroorzaakt voedselconcurrentie tussen alle soorten bloembezoekende insecten. Dit is een natuurlijke situatie en dit zal altijd zo zijn. Er bestaan echter zorgen over de mate waarin honingbijen concurreren met de wilde bloembezoekende insecten. De honingbij wordt immers in grote volken gehouden en verzorgd door imkers, waardoor ze een betere uitgangspositie heeft dan wilde bestuivers en andere bloembezoekers. Recent wetenschappelijk onderzoek laat zien dat de laatsten hierdoor in de verdrukking komen.
Concurrentie honingbijen en wilde bestuivers met name wilde bijen: recente onderzoeken.
In de afgelopen 20 jaar is er aardig wat wetenschappelijk onderzoek verricht naar concurrentie tussen honingbijen en wilde bestuivers en de gevolgen hiervan. In 12 van de 13 relevante recente onderzoeken in West-Europa werd een nadelig effect gevonden van de aanwezigheid van honingbijen op de wilde bestuiversfauna; in slechts 1 daarvan werd géén effect gevonden bij ‘normale’ dichtheden van de honingbij. Het overgrote merendeel van deze onderzoeken wijst dus uit dat concurrentie met honingbijen in veel situaties een probleem vormt voor wilde bestuivers. De honingbij heeft dus direct invloed op biodiversiteit, maar ook op het functioneren van wilde bestuivers. Wat dit kan betekenen voor de functies van niet alleen wilde bestuivers, maar ook van wilde plaagdierbestrijders in stedelijk groen (waartoe ik ook het volkstuinencomplex reken) wordt hieronder uiteengezet.
Bijen en zweefvliegen in stedelijk groen: bestuivers en plaagdierbestrijders
- Bestuiving: In parken, plantsoenen en (moes)tuinen zal vaak behoefte zijn aan een goede bestuiving van fruitbomen en groentegewassen. Het behoeft geen betoog dat bestuivers hier onmisbaar zijn. Onderzoekers hebben in Berlijn aangetoond dat stadsbomen meer vruchten vormen wanneer er meer bloembezoek door wilde bijen is, terwijl meer bloembezoek door honingbijen niet leidt tot meer vruchtvorming. Bij een gevarieerd en enigszins natuurlijk beheerd openbaar groen zullen er in de stad vanzelf voldoende wilde bestuivers (zweefvliegen, hommels, andere wilde bijen) voorkomen om de bestuiving van stedelijke planten en bomen te verzorgen, zoals ook bij onderzoek in landbouwgebieden is gebleken. Wanneer de omgeving wat dit betreft te wensen overlaat, kan gezocht worden naar mogelijkheden om de rijkdom aan bestuivers te vergroten, bijvoorbeeld door het inrichten van bloemrijke bermen en (in beperkte mate) aanleg van bijenhotels.
- Plaagdierbestrijders: Insecten zoals zweefvliegen, sluipwespen en gaasvliegen bezoeken als volwassen dier bloemen en eten daarvan nectar en/of stuifmeel. Zo eet de volwassen sluipwesp honingdauw of nectar waarbij sluipwespen die zich met nectar kunnen voeden, veel langer leven en veel meer eieren leggen dan sluipwespen zonder dit voedsel. De larven van al deze dieren vervullen een belangrijke rol als natuurlijke bestrijders van o.a. bladluizen, schildluizen, spint en/of witte vlieg. Eén zweefvliegenlarve kan b.v. vele honderden bladluizen eten. Eén sluipwesp vrouwtje kan tot wel 300 eitjes leggen, en dus 300 luizen doden. Als ze voldoende nectar uit bloemen kan halen, kunnen dat er dus nog meer zijn.
Lauran Oomen, tuin 23
Bronnen:
EIS Kenniscentrum Insecten:
https://www.bestuivers.nl/bedreiging/concurrentie-honingbij
https://www.bestuivers.nl/belang/in-stedelijk-groen
Wikipedia pagina’s:
https://wiki.groenkennisnet.nl/display/BEEL/Sluipwespen;
https://nl.wikipedia.org/wiki/Biologische_bestrijding;
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gaasvliegen.
Regels voor het houden van bijen bij WZZO
In het huishoudelijk reglement staat: Voor het bouwen, verbouwen, vervangen, uitbouwen of wijzigen van de opstallen en/of vijvers en het plaatsen van bijenkasten, is de goedkeuring van het bestuur vereist.
In de jaarvergadering hebben we toegezegd om de criteria die we daar aan stellen uit te werken. Daarom dit stuk met dank aan Ger van Kampen en Lauran Oomen.
Overwegingen:
- Bijen zijn goed voor het bestuiven van gewassen. We hebben al jarenlang een imker met enkele bijenkasten op onze tuin. En dat gaat altijd al goed.
- Echter: het plaatsen van bijenkasten heeft grote gevolgen hebben voor de biodiversiteit in- en op de tuinen. De ‘gecultiveerde’ honingbijen verdringen solitaire vliegers zoals de hommels, wilde bijen en ander zweefvliegen. Zij zullen het onderspit delven tegen de grote aantallen honingbijen.
- En: bijen kunnen ook overlast veroorzaken. Bij de in- en uitvliegroute bij een kast, en ook als er een zwerm is, kan dat hinder veroorzaken. Sommige mensen zijn allergisch voor een bijensteek. Of zijn er angstig voor. Daarom moet je bij het plaatsen van een kast goed opletten of de ‘buren’ dat ook goed vinden.
Beperkingen en gedragsregels
Uit deze overwegingen volgt dat we niet onbeperkt bijenvolken willen toelaten. En voor de toegelaten bijenvolken gelden de volgende gedragsregels.
- Op het tuincomplex van Wie Zaait Zal Oogsten is ten hoogste plaats voor twee imkers met een bijenkast.
- Een imker moet gediplomeerd zijn en zijn/haar diploma overleggen aan het Bestuur.
- Het telefoonnummer van de imker moet op het mededelingbord staan. Bij calamiteiten moet de imker meteen naar het tuincomplex komen.
- Bij aanvang van het plaatsen van bijenkasten op de tuin van de imker moeten de aangrenzende tuinen geen bezwaar hebben tegen het houden van bijen. Het regelen van een “geen bezwaar verklaring” valt onder de verantwoording van de imker. Een dergelijke afgegeven geen bezwaar verklaring dient voor plaatsing van de bijenkasten aan het Bestuur te worden overlegd.
- De imker moet het zwermen zoveel als mogelijk zien te voorkomen. Wanneer er een zwerm gemeld wordt heeft de imker het recht van overpad om het bijenvolk te scheppen. Indien een tuinder een zwerm vindt, wordt deze geacht direct de imker te melden.
- De imker is verplicht om ziektes van een bijenvolk door te geven aan het Bestuur. Tevens is de imker verplicht maatregelen te nemen om zijn/haar bijenvolk gezond te houden conform de richtlijnen van het bijenhouden/imkeren en jaarlijks de varroa-mijt behandeling toe te passen.
- De aansprakelijkheid voor mogelijke schade en/of letsel als het gevolg van het houden van bijen ligt bij de imker. Het Bestuur heeft de bevoegdheid in te grijpen als er zich problemen voordoen bij het houden van bijen en/of met de imker zelf.
Agenda
- 24 augustus Plantenruilbeurs
- 6 september Barbecue bij WZZO