Appeltaart

Appeltaart

deeg: 300 gr bloem, 180 gr. boter, 150 gr. basterdsuiker, 1 eidooier, de geraspte schil van 1 citroen, zout

Vulling: 600 gr. vaste zure appels, 60 gr. suiker, 60 gr. gewassen krenten/rozijnen, 2 beschuiten, 1/2 liter melk, 2 eieren, 20 gr. suiker.

Garnering: 2 eetlepels abrikozenjam.

Doe de ingrediënten voor het deeg in een kom. Snid de boter met 2 messen in kleine stukjes en kneed alles met een koele hand door elkaar tot een soepel deeg. Beboter de springvorm. Bestuif het aanrecht en de deegrol met bloem. Rol het deeg uit tot een ronde lap van ongeveer 2/3 cm dikte en bedek er de bodem en een gedeelte van de opstaande rand mee, ter hoogte van ongeveer 4 cm. Schil de appelen, snijd ze in vieren, verwijder de klokhuizen, snijd de appelen in schijfjes. Leg de appelschijfjes in de vorm. Strooi er suiker, krenten of rozijnen en beschuitkruimels tussen. Klop de eieren los, voeg er de melk en 20 gr. suiker aan toe. Giet dit mengsel over de appelschijfjes in de vorm, zodat alle holten hiermee zijn opgevuld. Verwarm de oven 10 minuten. Schuif het rooster met de gebaksvorm zo in de oven, dat het midden van het deeg wat hoogte betreft midden in de oven komt. Reken voor de baktijd ongeveer 50 minuten. Bestrijk de warme taart met abrikozenjam.