De mooiste aardappel

- geschreven door de Tuincommissie, 2013

 

Er gaan jaarlijks heel wat kilootjes aardappels de grond in op ons complex – allemaal pootaardappels, waarvan we hopen dat ze lekkere consumptieaardappelen zullen opleveren. Hoe zit dat dan?

 

In Nederland en België worden drie soorten aardappelen geteeld: consumptieaardappelen (45%); zetmeelaardappelen (31%) – die eten we ook op, maar dan als puree of patat, of verwerkt in allerlei producten – en pootaardappelen (24%).

Een kwart van onze aardappelen is dus bedoeld om ze weer in de grond te stoppen. Wij kopen ze in zakjes van 1 of 2,5 kilo bij de handelaar. Het blauwe label geeft aan dat ze zijn gecontroleerd op ziektes. Dat moet, omdat de aardappel een zeer gevoelig gewas is. Zoveel ziektes als aardappelen kunnen krijgen! De meest besmettelijke bedreigen in kwade jaren een hele oogst.

Als je goed kijkt naar de aardappel kun je al vele manieren bedenken om je opbrengst te verbeteren. Dit artikel gaat over aardappels en aardappelziektes. Maar heb je daar ook iets aan voor je tuin? Daar wordt ook voor gezeorgd: aan het eind sommen we alle tips nog een keer op.

 

Aardappelplanten hebben een zwakke wortelstructuur. Je denkt er misschien niet zo vaak aan, maar dit verschilt erg per gewas. Heb je de kluit van een volwassen maïsplant of zonnebloem wel eens gezien? Aardappelen schep je zo uit de grond. Help ze een goede wortelstructuur te vormen door ze in losse, droge grond te poten. Je kunt het aardappelperceel voorbereiden door een groenbemester aan te planten, bijvoorbeeld graan.

 

Aardappelknollen groeien onder de grond. Dit maakt ze vatbaar voor verdrinking. Als ze lang in het water liggen gaan ze rotten. Zet de planten dus op richels, zodat de knollen zich hoog en droog kunnen ontwikkelen. Maak richels in de lengterichting van de heersende wind, om het drogen van de grond te bevorderen. (En zorg dat de knollen bedekt zijn door aarde, tegen groen worden.)

 

Eigenlijk is de aardappel maar een geheimzinnig ding. Totdat we hem gaan oosten zien we alleen loof. Het is heel belangrijk om daar goed naar te blijven kijken, en niet alleen als de plant opkomt, want veel ziektes tonen zich juist op het blad. Eén zielige stakker in het aardappelveld kan het nest van een veenmol of muis verraden. Verder lijden aardappelen, net als andere planten, onder vraat van luizen en kevers. En dan is er nog de gevreesde phytophtora, die op het blad te zien is. Haal aangetast blad direct weg om besmetting te beperken.

 

Phytophtora willen we niet in onze aardappels hebben! Maar in een document over biologische aardappels (www.louisbolk.org/downloads/1883.pdf) staat te lezen: ‘In de meeste jaren zullen ook de meest gezonde gewassen door Phytophthora aangetast worden.’ Ontnuchterend.

Verderop worden we weer enigszins getroost: ‘Op dat moment (meestal in de loop van juli) moeten er al voldoende oogstbare knollen gevormd zijn. De keuze voor een vroeg ras kan daaraan bijdragen, maar ook tijdig poten, voorkiemen en het poten van fysiologisch niet al te jong pootgoed.’ Dat laatste wil zeggen dat de plant snel overgaat tot het vormen van eetbare knollen onder de grond. Dan zijn er dus als de plant afsterft, of gerooid moet worden, toch al aardappels te oogsten.

 

Veel tuinders gaan aardappels rooien als de planten er niet meer zo vrolijk bij staan. En dat is ook verstandig, want daarna komen er meer besmettingen in het aardappelveld. Een heel bekende is het aardappelcystenaaltje. Je vindt dit vraatzuchtige beestje in elk aardappelveld. We spreken dan van aardappelmoeheid. Het is een heel belangrijke reden om het daaropvolgende jaar de aardappels op een andere plek te zetten. (Er zijn gewassen die cystenaaltjes bestrijden, zoals Afrikaantjes.)  

 

Bij WZZO bestaan twee duidelijke regels over de aardappelteelt:

- koop gecontroleerd pootgoed (blauw label);

- pas wisselteelt toe (de ABC-regel).

Beide maatregelen zijn bedoeld om het risico op aardappelziektes kleiner te maken. Voor het hele complex is dit van belang omdat sommige aardappelziektes kunnen overslaan naar andere tuinen.

 

De aardappelen en tomaten kunnen dit jaar (2013) gepoot worden in het midden (B) van het beteelbare deel van de tuin, na overleg met de Tuin/Werkcommissie.

 

 

Gecontroleerd plantgoed wil zeggen dat alle moederknollen zijn gezuiverd van ziektes. Aardappelen waar ‘een luchtje aan is’ worden uit de voorraad gepikt en samen met besmet loof verbrand. De goedgekeurde exemplaren moeten hygiënisch verpakt en bewaard worden. Ruimtes waar de boer meststoffen en bestrijdingsmiddelen bewaart dienen gelucht te worden, en gereinigd met goedgekeurde middelen. Controleurs zien erop toe dat het gebeurt zoals het moet, en een gedegen administratie moet ervoor zorgen dat problemen snel kunnen worden opgespoord. Als het je interesseert, kijk dan eens op: http://www.nakagro.nl/public/upload/pdf/VVAardappelen/Handboek-VVA-2012-2013.pdf. Dit hele document van A tot Z lezen mag je echt een klus voor doorzetters noemen, maar het is interessant er eens doorheen te bladeren.

Zo mogen biologische aardappelen niet zwaar bemest worden; de rassen moeten, zoals dat heel mooi heet, ‘zijn aangepast aan een lager stikstofniveau’. In Nederland en Scandinavië is het verboden om ze met koperhoudende vloeistof te besproeien tegen ziektes. De opbrengst van biologische aardappelen is grillig en onzeker, maar ze brengen een hogere marktprijs op en worden vaker rechtstreeks aan de klanten geleverd, zodat de marge voor de boeren beter is. Dat maakt de teelt van biologische aardappelen toch aantrekkelijk voor hen.

 

Hoe teel je nu de mooiste aardappel?

Hieronder ten slotte speciaal voor alle tuinders van WZZO de volgende tips:

 

- Let op je pootgoed. Koop sterk pootgoed. Kies een resistent ras.

- Selecteer een vroeg ras, liefst een dat zich snel ontwikkelt onder de grond.

- Laat de aardappels voorkiemen op een warme, droge en lichte plaats.

- Behandel ze met liefde: bescherm de spruiten tegen afbreken.

- Zet je aardappelen op het juiste perceel – een vers perceel voor aardappelen!

- Bereid de grond voor met de teelt van bijv. graan (structuurverbeterend) of luzerne (voedend).

- Poot de aardappelen in droge, losgemaakte grond.

- Bedenk of je ze nog iets extra’s mee wilt geven om de groei te stimuleren.

- Zet de aardappels op verhoogde rijen langs de heersende windrichting (oost-west).

- Blijf in het groeiseizoen naar het blad kijken en verwijder aangetast blad.

- Besproei (vanaf juni, eerder hoeft niet) met een aftreksel van heermoes en brandnetels.

- Verwijder enkele dagen voor het rooien het blad, dan wordt de schil van de aardappel steviger.

- Haal ze op tijd uit de grond.

 

We wensen je heel veel succes!

De Tuincommissie

 

WZZO © 2013 • R.A.C. Foppen

www.wzzo.nl